Het Maasduinenschaap is nog steeds een ras vol in ontwikkeling, het is “nog niet af”.
Om de genetische opbouw van het Maasduinenschaap zo breed mogelijk te houden, en zo inteelt te beperken, wordt er in eerste instantie vooral op eigenschappen geselecteerd die van belang zijn voor gezondheid, zelfredzaamheid en natuurlijk de rui factor.
Er is nog steeds veel variatie in bouw, kleur en aftekening, en vachtstructuur. Dat maakt een kudde werkelijk tot een kleurrijk en aantrekkelijk geheel maar ook individuele schapen zijn hierdoor makkelijk te herkennen. Ieder schaap heeft letterlijk haar eigen gezicht.
Voor de liefhebbers van dit ras geeft deze variatie de mogelijkheid om zelf nog aan een eigen richting de voorkeur te geven. Sommige fokkers selecteren op een basiskleur of aftekening terwijl anderen hun accent meer leggen op bouw en geschiktheid voor een bepaald doel. Dat maakt het uitwisselen van fok rammen soms erg interessant.
Doordat het Maasduinen schaap niet kieskeurig is, past het prima in een moderne visie op extensief natuurbeleid. Het begrazen door zelfredzame dieren is immers de meest vriendelijke manier van natuurbeheer om monocultuur van planten, en het beheersen van wildgroei van bomen, te beheersen.
Machines mogen dan goedkoper in te huren zijn dan schapen, maar machines kunnen niet selectief zijn bij het maaien en richten immers altijd schade aan flora en fauna aan.
En wees nou eerlijk, grazende schapen zijn toch veel leuker om te zien dan een kaal weiland met twee keer per jaar machines ?